Psalmen betekent letterlijk: aanbiddingsliederen. Dit Bijbelboek bestaat uit 150 gedichten en gebeden die op muziek gezet zijn. Ergens tijdens de periode van ballingschap zijn deze 150 gezangen verzameld en op papier gezet. Ze komen uit allerlei verschillende tijdsperioden. Zo worden maar liefst 73 psalmen aan David toegeschreven, maar er zijn ook gedichten van Mozes en Salomo opgenomen, en verder psalmen van verschillende aanbiddingsleiders uit de tempel. Toch is van een derde van de psalmen niet bekend wie de auteur is.

Klaagliederen en lofliederen

Er zijn eigenlijk twee soorten psalmen: klaagliederen, waarin de mens het uitroept tot God, en lofliederen, waarin God wordt verheerlijkt. Meestal als ik de Bijbel van begin tot eind lees, gebruik ik de pauzes op mijn werk om telkens even een psalm te lezen. Dan hoef je niet 150 korte en lange gedichten achter elkaar te lezen. Maar toch is het goed om de Psalmen een keer op hoofdlijnen door te lezen. Dan zie je namelijk dat er in het begin veel meer klaagliederen dan lofliederen zijn. Naar het einde toe zijn er juist meer lofliederen dan klaagliederen. We komen daar nog op terug.

De meeste Bijbelvertalers delen het boek ‘Psalmen’ weer op in vijf delen. In de NBG-vertaling van 1951 staat boven Psalm 1 bijvoorbeeld ‘Boek 1’. Boek 2 begint bij Psalm 42, het derde bij Psalm 73, het vierde bij Psalm 90 en het vijfde bij Psalm 107. In de oorspronkelijke tekst wordt dat onderscheid niet gemaakt. Vandaar dat de NBV-vertaling van 2004 geen tussenkopjes heeft met boek 1, boek 2, enzovoort.

Toch helpt de indeling in vijf verschillende boeken ons wel om de grote lijnen te zien. Zo zijn de slotregels van elk Psalmboek telkens iets in de trant van ‘Geprezen zij de Heer, de God van Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid’. Een belangrijk doel van de psalmen is dus om ons te helpen God te prijzen, in goede en slechte tijden.

Verdieping van Mozes’ boeken

Hoewel Psalm 1 en 2 meestal tot boek 1 worden gerekend, vormen ze eigenlijk de introductie van de 148 andere psalmen. Psalm 1 eert mensen die zich dag en nacht in de Wet verdiepen. Met de ‘Wet’ wordt de ‘Thora’ bedoeld. Thora betekent ‘onderwijs’, maar verwijst natuurlijk ook naar de eerste vijf boeken van Mozes: Genesis, Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium. De Thora bestaat dus uit vijf boeken en Psalmen ook. Daarmee geven de psalmen een verdieping aan wat al wordt beschreven in de boeken van Mozes. Ze moeten ons helpen om ons al biddend aan Gods Woord te houden (niet alleen aan de boeken van Mozes).

Psalm 2 is een gedicht over de Messias die uit de geslachtslijn van David zal komen. God geeft deze Koning de heerschappij over alle volken en het kwaad zal worden weggevaagd. ‘Gelukkig wie schuilen bij Hem’, zegt de psalmist aan het eind.

Psalm 1 prijst de mens die zich aan Gods Wet houdt en Psalm 2 de mens die op de door God gezalfde Koning vertrouwt. Dat is eigenlijk de hele boodschap van het Oude én Nieuwe Testament! En de overige psalmen gaan telkens over deze twee thema’s.

Psalm 15 bijvoorbeeld roept op tot vasthouden aan het verbond dat God met Israël heeft gesloten. Vervolgens zien we in Psalm 16, 17 en 18 we hoe David vertrouwt op God in moeilijke tijden. Psalm 19 motiveert de lezer of luisteraar weer om zich aan Gods Wet te houden, terwijl de psalmen 20 tot en met 24 weer gedichten over de Messias - de toekomstige Koning - zijn en hoe we Hem moeten vertrouwen. Hij zal ons verlossen en ons leiden naar groene weiden, waar we kunnen rusten.

Boek 2

Boek 2 begint met psalm 42 en 43, die eigenlijk één gedicht vormen. Ze gaan over een man die bedroefd en zelfs depressief is. Hij zit in de put van wanhoop, maar hoopt op Gods verlossing. Hij verlangt terug naar de tempel in Jeruzalem. Zijn diepere verlangen is naar de Messias, die Gods koninkrijk op aarde zal vestigen. Dit Psalmboek eindigt met Psalm 72, waarin God wordt gevraagd de wetten en de gerechtigheid aan de Koning te geven, zodat er vrede zal zijn. Hij zal definitieve bevrijding brengen. Als je deze psalm leest, zou je willen dat het al zo ver was. In die tijd worden namelijk alle beloften vervuld.

Boek 3

In het derde Psalmboek zijn veel klaagliederen opgenomen. Er wordt veel gesproken over Gods oordeel, zowel in positieve als in negatieve zin. De psalmen zijn als een spiegel voor onze ziel. Ze helpen ons reflecteren op onze trouw, of het gebrek daaraan. Opnieuw zien we dat de mens het niet van de eigen kracht moet hebben. We kunnen alleen maar op God vertrouwen. In de laatste psalm van boek 3 vraagt de dichter dan ook aan God of Hij zich aan zijn belofte wil houden en trouw wil blijven aan David en zijn nakomelingen.

De serie psalmen die volgt op boek 3 is feitelijk een soort antwoord op de geloofscrisis waarin Israël tijdens de ballingschap terecht is gekomen. De opening is een gezang van Mozes, dat hij schreef nadat het volk een gouden kalf had gemaakt. Hierin doet hij een hartstochtelijk oproep aan God om niet in de steek te worden gelaten. Hij smeekt om genade.

Boeken 4 en 5

In boek 4 zijn ook psalmen die God prijzen als de ware Koning van de wereld en de hele schepping wordt opgeroepen Hem te aanbidden, want in de toekomst wordt Gods koninkrijk van recht en vrede gevestigd.

In het laatste psalmboek wordt beschreven dat God luistert naar de mens en een keer zal brengen in de situatie door een nieuwe Koning te sturen. God zal verlossing brengen. Voor het volk in ballingschap maar ook voor de mens die vandaag de dag leeft.

We vinden hier ook Psalm 119. Het is het langste hoofdstuk in de Bijbel. Ieder couplet van dit lied begint met een letter van het Hebreeuwse alfabet. Het is één grote lofzang op God, Zijn wetten, Zijn trouw, Zijn goedheid en Zijn rechtvaardigheid. De focus ligt op Gods Woord, dat door de auteur wordt omschreven als een ‘lamp voor mijn voet, een licht op mijn pad’.

Psalmen eindigt met vijf lofdichten, waarin God wordt groot gemaakt. De hele schepping moet Hem aanbidden. In de NBG-vertaling van Psalm 148 wordt gezegd dat God, ‘voor Zijn volk een hoorn heeft verhoogd’. De NBV zegt dat ‘Hij het aanzien van het volk heeft verhoogd’, maar letterlijk staat er ‘hoorn’. Deze hoorn is de hoorn van een stier, die door een leger werd gebruikt om op te blazen als de overwinning was behaald. In deze psalm is de hoorn een symbool voor de overwinning van de Messias.

Daarmee zijn we aan het eind gekomen van een rijke collectie gebeden die reflecteren op goed en kwaad, hoop en wanhoop, geloof en ongeloof, trouw en ontrouw, oordeel en redding. We worden opgeroepen ons te houden aan Gods Wet, zien dat we tekort schieten en beseffen dat alleen God de oplossing heeft. Die oplossing is een Persoon, de gezalfde Koning.

In dat spanningsveld leven we. We hebben hoop, maar leven nog wel in een wereld vol duisternis, pijn en verdriet. We mogen ons daarover beklagen bij God. Tegelijk mogen we Hem aanbidden voor wie Hij is, voor wat Hij heeft gedaan en voor wat Hij nog gaat doen.


Podden och tillhörande omslagsbild på den här sidan tillhör Jan Heijnen. Innehållet i podden är skapat av Jan Heijnen och inte av, eller tillsammans med, Poddtoppen.