Job is zeker niet één van de makkelijkste boeken om te lezen, maar wel één van de meest intrigerende. Misschien is het jammer dat wij de Bijbel in onze eigen taal moeten lezen en dat niet in het oorspronkelijke Hebreeuws kunnen. De grondtekst is namelijk prachtig poëtisch.

De boodschap is ook erg sterk, want de vraagstukken die naar voren komen in het boek Job zijn vragen die vandaag de dag nog veel worden gesteld. De hamvraag is: waarom is er lijden in de wereld? En daaraan gekoppeld: als er lijden is, kan God dan wel goed en liefdevol zijn?

Uniek inkijkje in de hemel

Het verhaal van Job speelt zich af ergens in de periode van Genesis in een land ver van Israël. Job is dan ook geen Israëliet. Job is een goede man, een soort Noach. Hij is rechtschapen, onberispelijk, heeft ontzag voor God en mijdt het kwaad. Hij leefde zoals God dat van de mens verlangt. God zegent hem rijkelijk met een vrouw, zeven zonen, drie dochters, vee en allerlei andere bezittingen.

Na deze introductie van Job, krijgen we plotseling een uniek inkijkje in de hemel. We zien hoe God zijn engelen om zich heen verzamelt. Er is één wezen bij dat wij meestal ‘de duivel noemen’. Zijn naam wordt hier niet genoemd, maar de auteur van het boek noemt hem ‘satan’. Dat betekent ‘aanklager’. God vraagt aan satan of hij tijdens zijn ronde op aarde ook Job heeft gezien. Deze boze engel grijpt zijn kans om Job in de problemen te brengen. “Natuurlijk eert hij U”, zegt hij tegen God. “U geeft hem immers zoveel. Als U dat van hem afpakt, zal hij U vervloeken.”

God lijkt zich te laten uitlokken. Hij geeft satan de vrije hand om alles van Job af te pakken, inclusief zijn kinderen, zo lang hij maar niet aan Job zelf komt. Dat leidt onmiddellijk tot een groot dilemma: waarom doet God dit? Is het lijden van de mens een spelletje voor de Heer? Als lezer wil je snel verder om te kijken hoe deze vragen worden beantwoord.

Een week zwijgen

Maar Job zondigt niet. Tenminste, niet meteen. ‘De Heer heeft gegeven, de Heer heeft genomen. Geprezen zij de naam van de Heer’, is Jobs beroemdste uitspraak. Zijn vrouw moedigt Job aan God te vervloeken. Hij weigert. Liever aanvaart hij het kwade. Dan komen vier vrienden op bezoek. Als ze het leed zien, zwijgen ze een week lang. Dat is de introductie van het boek.

Of ze letterlijk zwegen of wel spraken maar niet over wat Job was overkomen, weet ik niet. Maar na die zeven dagen kan Job zich niet langer inhouden. Hij vervloekt de dag dat hij is geboren. Vanaf dat moment ontspint zich een lange discussie tussen Job en zijn vrienden. Drie vragen staan centraal:

1) Heeft God een rechtvaardig karakter?

2) Heerst God op basis van rechtvaardigheid?

3) Als God rechtvaardig is en heerst op basis van rechtvaardigheid, waarom moet Job dan lijden?

In de oudheid gingen mensen ervan uit dat als je goed deed, de goden je zouden belonen en als je kwaad deed, dat je daarvoor gestraft zou worden. Job wordt dan ook boos als zijn ‘vrienden’ zeggen dat hij wel moet hebben gezondigd. Hij houdt vol dat hij onschuldig is en zijn leed niet is omdat God hem straft. Dat klopt ook, want de Bijbel introduceert Job als een rechtvaardig persoon die kwaad mijdt en God eert.

Hopen op het goede

Op een gegeven moment wordt Job de discussie met zijn vrienden zo zat dat hij zich in al zijn emoties rechtstreeks tot God richt. Hij zegt dat hij deze God niet meer herkent. ‘Ik hoopte op het goede, maar het kwade kwam.’ Hij houdt vol dat hij volstrekt onschuldig is en daagt God uit rechtstreeks tot hem te spreken.

Nu pas begint de jongste vriend te spreken. Deze Elihu maakt een punt dat nog niet eerder is genoemd door Job en de andere mannen. Hij zegt dat het lijden misschien niet is vanwege zonden die al begaan zijn, maar om mensen te waarschuwen die in de toekomst wellicht zullen zondigen. Of misschien gebruikt God het lijden wel om mensen sterker te maken. Elihu geeft toe dat hij niet weet waarom deze rampspoed Job getroffen heeft. Hij is er wel van overtuigd dat Job God niet mag beschuldigen.

‘Heb jij de zon wel eens laten opkomen?’

Dit is het einde van het debat. Job reageert niet meer en het lijkt erop dat de mens het mysterie van het lijden niet kan ontrafelen. Dan, in hoofdstuk 38, verschijnt God opeens zelf. Vanuit een heftige storm spreekt hij met Job. Je verwacht en hoopt dat God nu eindelijk zal uitleggen waarom Hij de satan toestond vrijwel alles van Job af te pakken.

God doet dat niet. Eerst roept hij Job ter verantwoording, zoals Job dat zelf eerder bij God deed. God laat Job de grootsheid van het heelal zien en bevraagt hem over de schepping van het universum en de orde die God heeft aangebracht. ‘Kun jij dat ook, Job?’, zegt God feitelijk. ‘Heb jij de zon wel eens laten opkomen?’ God vuurt een eindeloze reeks van dit soort vragen op Job af, zodat Job beseft hoe klein hij is en hoe groot God is. Wie is Job dus om God in het beklaagdenbankje te zetten en te bepalen hoe Hij de kosmos moet leiden? Misschien moet Job maar de zondaren straffen op het moment dat ze in overtreding gaan? God zegt hier met zoveel woorden dat het niet zo makkelijk is om altijd maar recht te spreken, elke goede daad te belonen en elke slechte daad te bestraffen. De werkelijkheid is veel complexer.

Job wilde dat God verantwoording af zou leggen. Dat doet God niet. Hij legt niet uit dat Hij een gesprek had gevoerd met satan en dus ook niet waarom Job zo moest lijden. In plaats daarvan vraagt God aan Job om Hem te vertrouwen. Job toont berouw en vraagt vergeving.

God zegt dan dat Job juist gesproken heeft. Dat is gek, want eerder nog zagen we duidelijk dat Job God onterecht beschuldigde. Ondanks dat Hij Job fors terechtwees, is God blijkbaar niet boos op Job. Hij lijkt juist blij dat Job in gebed met Hem heeft geworsteld.

God beloont trouw

De vrienden krijgen nog wel de wind van voren. Ze moeten offers brengen en Job moet voor hen bidden. Job is blijkbaar in de positie om dat te doen. Hij is gebroken, heeft zijn fouten toegegeven en vergeving gekregen. Nu kan hij bidden voor de vrienden.

En nadat hij dat heeft gedaan, herstelt God zijn dienaar. Hij krijgt opnieuw zeven zonen en drie dochters en vergaart opnieuw een enorme rijkdom, het dubbele van wat hij had. Dit is een belofte. Wie toegeeft de wijsheid niet in pacht te hebben, wie niet op eigen kracht vertrouwt, wie zijn zonden toegeeft maar gelooft in God zal door Hem rijkelijk worden beloond. Misschien niet in dit leven, maar zeker na de dood.


Podden och tillhörande omslagsbild på den här sidan tillhör Jan Heijnen. Innehållet i podden är skapat av Jan Heijnen och inte av, eller tillsammans med, Poddtoppen.